Tech­nische vragen: Mitigatie en compen­satie voor vleer­muizen bij PWA en in Gouda


Indiendatum: 14 jun. 2024

Bij de PWA is uitgebreid en goed onderzoek gedaan voor de daar aanwezige vleermuizen. Toch lijkt het bij de mitigerende maatregelen nog niet helemaal optimaal te gaan, wat nadelig kan zijn voor de vleermuispopulatie en voor een bouwproject, omdat de gewenningsperiode dan langer duurt. Vandaar bijgaande technische vragen:


  1. De kasten op de locatie hangen redelijk dicht op de bomen, dat is zeker niet ideaal. Dat kan vertraging geven door de gewenningsperiode die wettelijk verplicht is. Is het college daarmee bekend?

  2. Heeft de Goudse ecoloog of een ingehuurde ecoloog met specialistische kennis van vleermuizen meegekeken en geadviseerd over het ophangen van de kasten? En zo ja, waarom zijn deze suboptimale plekken dan gekozen?

  3. En zo nee, is er een mogelijkheid dat de mitigerende maatregelen alsnog geoptimaliseerd kunnen worden? Waarom wel of niet?

  4. Ook hangen in de flats in de buurt ‘exclusion flaps’ (kastjes waar een vleermuis er wel uit kan, maar niet meer in). Is hier sprake van een tweede project voor vleermuizen, bv in verband met aanstaande spouwmuurisolatie?

  5. Mocht er sprake zijn van een tweede project, naast dat van de PWA, dan is er een cumulerend effect gaande wat ook weer effect kan hebben op de PWA. Is bekend of er voor dit project (ook) genoeg en goed alternatief wordt geboden voor de vleermuizen?

  6. Zullen er in de buurt van de PWA voldoende definitieve nestplaatsen worden gecreëerd? Wanner en door wie?


Verder hebben wij nog wat meer algemene vragen over de voorraad nestruimte voor vleermuizen en andere gebouwgebonden soorten in onze stad.

  1. Is het college bekend met het feit dat mitigerende maatregelen niet voldoende zijn om definitieve plekken in huizen te creëren (compensatie) om zo voldoende huisvesting aan vleermuizen te blijven bieden?

  2. Is het college bekend met het feit dat door gebrek aan structurele nestruimte in gebouwen er dus meer mitigerende maatregelen nodig zijn?

  3. Is het college ermee bekend dat door een Soorten Managementplan (SMP) er een ontheffing kan worden verleend voor bijvoorbeeld de sloop van nieuwbouw als er in de gemeente meer dan genoeg verblijven zijn gemaakt in de afgelopen jaren?

  4. Is het college ermee bekend dat (grote) bouwprojecten minder vertraging kunnen hebben i.h.k.v. de gewenningsperiode wanneer er voldoende permanente verblijven zijn?

  5. Want als die nestplaatsen overal in de buurt zijn van bestaande verblijven dan kennen de dieren de alternatieve plekken al, veel dieren hebben een netwerk. Is het college daarmee bekend?

  6. Heeft Gouda in de afgelopen jaren een dergelijke voorraad gecreëerd waardoor Gouda als het ware een overschot aan nest gelegenheid heeft zodat dieren makkelijk kunnen verhuizen?

  7. Is het college ermee bekend dat natuurinclusief bouwen daarvoor de oplossing is? (onderdeel van het convenant klimaatadaptief bouwen)


Foto: Serrah Galos

Bij de PWA is uitgebreid en goed onderzoek gedaan voor de daar aanwezige vleermuizen. Toch lijkt het bij de mitigerende maatregelen nog niet helemaal optimaal te gaan, wat nadelig kan zijn voor de vleermuispopulatie en voor een bouwproject, omdat de gewenningsperiode dan langer duurt. Vandaar bijgaande technische vragen:

1. De kasten op de locatie hangen redelijk dicht op de bomen, dat is zeker niet ideaal. Dat kan vertraging geven door de gewenningsperiode die wettelijk verplicht is. Is het college daarmee bekend?

Het college laat alle vleermuisonderzoeken bij onder andere bestemmingsplannen toetsen door Omgevingsdienst Haaglande. De toezicht en handhavingstaak ligt bij de omgevingsdienst Zuid-Holland zuid. De experts rond vleermuizen bij beide diensten zijn bekend met alle geldende normen maar ook met zaken als gedrag van vleermuizen en de meest passende maatregelen daarbij.

2. Heeft de Goudse ecoloog of een ingehuurde ecoloog met specialistische kennis van vleermuizen meegekeken en geadviseerd over het ophangen van de kasten? En zo ja, waarom zijn deze suboptimale plekken dan gekozen?

De gekozen oplossingen zijn bekeken door de expert van de betreffende omgevingsdienst en akkoord bevonden.

  • In de vergunning van de PWA kazerne staat dat er 50 voorzieningen zijn opgehangen op de meest geschikte gevels (32 stuks) en op bomen (18 stuks). Van de 18 voorzingingen op bomen is zekere bekend dat deze niet geschikt zijn als zomer verblijfplaats maar wel als paarverblijfplaats voor de ruige- en gewone dwergvleermuis.

  • In de vergunning van de Wibautstraat zijn opgeteld 16 voorzieningen aangebracht in de omgeving. Ook worden de renovatie werkzaamheden gefaseerd uitgevoerd.

Alle voorzieningen worden opgehangen in opdracht van de aanvragers en waar nodig gecontroleerd door de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid.

3. En zo nee, is er een mogelijkheid dat de mitigerende maatregelen alsnog geoptimaliseerd kunnen worden? Waarom wel of niet?

N.v.t.

4. Ook hangen in de flats in de buurt ‘exclusion flaps’ (kastjes waar een vleermuis er wel uit kan, maar niet meer in). Is hier sprake van een tweede project voor vleermuizen, bv in verband met aanstaande spouwmuurisolatie?

Dit zijn renovatie werkzaamheden bestaand uit gevel onderhoud, asbest verwijdering en na-isolatie van de spouwmuren van de kopgevels.

5. Mocht er sprake zijn van een tweede project, naast dat van de PWA, dan is er een cumulerend effect gaande wat ook weer effect kan hebben op de PWA. Is bekend of er voor dit project (ook) genoeg en goed alternatief wordt geboden voor de vleermuizen?

In het veld inventarisatie onderzoek van de PWA kazerne, is de Wibautstraat ook meegenomen. Beide plangebieden overlappen elkaar dus in het onderzoek. De toetsing van de Omgevingsdienst Haaglande vindt plaats op basis van dit onderzoek. Daarmee zijn beide projecten in relatie tot elkaar getoetst.

6. Zullen er in de buurt van de PWA voldoende definitieve nestplaatsen worden gecreëerd? Wanner en door wie?

Ja, anders wordt er geen vergunning afgegeven voor de Omgevingsdienst Haaglande. Zie tevens vraag 2.

Algemene vragen

1. Is het college bekend met het feit dat mitigerende maatregelen niet voldoende zijn om definitieve plekken in huizen te creëren (compensatie) om zo voldoende huisvesting aan vleermuizen te blijven bieden?

Het college is bekend met dit feit. Mitigerende maatregelen bieden slechts tijdelijk plek aan vleermuizen tijdens sloop- en bouwwerkzaamheden en voldoen bovendien niet aan alle functies voor vleermuizen. Daarom worden compenserende maatregelen in een steeds vroeger stadium meegegeven aan ontwikkelaars.

2. Is het college bekend met het feit dat door gebrek aan structurele nestruimte in gebouwen er dus meer mitigerende maatregelen nodig zijn?

Ja, daar is het college mee bekend.

3. Is het college ermee bekend dat door een Soorten Managementplan (SMP) er een ontheffing kan worden verleend voor bijvoorbeeld de sloop van nieuwbouw als er in de gemeente meer dan genoeg verblijven zijn gemaakt in de afgelopen jaren?

Het college is bekend met het concept Soortenmanagementplan. Door de landelijke politiek wordt het SMP gecommuniceerd als de oplossing voor de lange termijn om gebouwbewonende soorten blijvend een plek te bieden in ons bebouwd gebied. Momenteel vinden gesprekken plaats tussen gemeente en marktpartijen om op korte termijn te kunnen aanvangen met een SMP.

4. Is het college ermee bekend dat (grote) bouwprojecten minder vertraging kunnen hebben i.h.k.v. de gewenningsperiode wanneer er voldoende permanente verblijven zijn?

Ja. De gemeente wijst ontwikkelaars daarom in een steeds vroeger stadium op het belang van ecologisch onderzoek en op de voordelen om vleermuizen en andere gebouwbewonende diersoorten blijvend een plek te bieden in onze stad.

5. Want als die nestplaatsen overal in de buurt zijn van bestaande verblijven dan kennen de dieren de alternatieve plekken al, veel dieren hebben een netwerk. Is het college daarmee bekend?

Ja, het college is bekend met de ecologie van vleermuizen. Vleermuizen stellen door het jaar heen verschillende eisen aan hun verblijven en hebben daarom een netwerk aan geschikte verblijven nodig.

6. Heeft Gouda in de afgelopen jaren een dergelijke voorraad gecreëerd waardoor Gouda als het ware een overschot aan nest gelegenheid heeft zodat dieren makkelijk kunnen verhuizen?

De gemeente Gouda werkt eraan om vleermuizen een blijvende plek te geven in Gouda, ondanks de grote woningbouw- en isolatieopgave. Zo wordt bij nieuwbouwprojecten standaard het convenant klimaatadaptief bouwen toegepast. Het college is op de hoogte van de waarde die vleermuizen hebben in het ecologische piramide en daarmee ook op de waarde voor mensen. Zo eten vleermuizen grote aantallen ‘plaagdieren’, zoals muggen.

7. Is het college ermee bekend dat natuurinclusief bouwen daarvoor de oplossing is? (onderdeel van het convenant klimaatadaptief bouwen)

Natuurinclusief bouwen maakt onderdeel uit van het convenant klimaatadaptief bouwen. De gemeente gaat in navolging van de motie “natuur inclusief bouwen verankeren” van 3 juli 2024, natuurinclusief bouwen verder verankeren in beleid en regelgeving waarmee het in de toekomst een nog prominentere plek krijgt.

Interessant voor jou

Aanvullende art.-39 vragen: Blauwgroene zone Westergouwe

Lees verder

Technische vragen: Onderhoud Burgemeester Jamessingel

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer