Tech­nische vragen: Uitbreiding & water­lozing Cargill


Indiendatum: 15 sep. 2024

Op basis van eerder gestelde technische vragen door de PvdD en in vervolg op de schriftelijke vragen van GBG, hebben wij de volgende technische vragen.

Proces

  1. Sinds wanneer is de gemeente al in gesprek met de provincie Zuid-Holland en Cargill over de mogelijke uitbreiding van de fabriek?
  2. Hoeveel deelnemers waren er aanwezig bij de informatieavond op 30 mei 2024, en wat waren de belangrijkste uitkomsten van deze avond?
  3. Heeft de gemeente de ontwerpbeschikking van de uitbreiding onder de aandacht gebracht van de omwonenden in Gouda? Zo ja, wanneer en op welke manier is dat gedaan?
  4. Hoe ver zit men nu in het proces van vergunningverlening? Welke vervolgstappen moeten er nog worden genomen?
  5. Heeft de gemeente vanaf dit moment nog een rol in het verdere proces?
  6. Was het mogelijk voor het college om de vergunning voor de uitbreiding van Cargill niet goed te keuren? Op welke gronden had dit gekund?
  7. Het college had de mogelijkheid nadere eisen stellen aan de afmetingen en bebouwing. Heeft het college eisen gesteld met betrekking tot het gebruik van duurzame materialen en circulariteit?
  8. Heeft het college andere eisen gesteld aan de afmetingen en bebouwing?

Effecten

  1. Hoe verandert deze uitbreiding de verkeerssituatie op de Veerstal? Hoe past deze uitbreiding binnen het Verkeerscirculatieplan (VCP)? Is hier op voorhand rekening mee gehouden?
  2. Hebben de voorgenomen uitbreidingen effect op de flora en fauna in het gebied, zowel tijdens de bouwfase als tijdens de operationele fase van de fabriek? Graag ontvangen wij het onderliggend ecologisch onderzoek.
  3. Wat is de verwachte toename in energieverbruik en CO2e uitstoot van Cargill nadat de uitbreiding van de fabriek in gebruik is genomen?

Milieu en waterlozing

Uit het milieurapport van Cargill uit 2022, dat wij hebben ontvangen naar aanleiding van eerder gestelde technische vragen (datum), blijkt dat Cargill in dat jaar 2.697.386 m³ afvalwater met gevaarlijke stoffen boven een PRTR-drempelwaarde heeft geloosd in het oppervlaktewater. In het rapport is een tabel opgenomen die aangeeft welke stoffen precies met het afvalwater in het oppervlaktewater worden geloosd. Helaas is deze tabel echter niet volledig te zien waardoor het niet duidelijk is om welke stoffen en hoeveelheden het gaat.

  1. Is het college ervan op de hoogte dat de tabel met stoffen in het afvalwater niet volledig zichtbaar is? Beschikt het college en de verantwoordelijke omgevingsdienst over de volledige cijfers van de stoffen die in 2022 zijn geloosd in het oppervlaktewater? Wij ontvangen deze gegevens graag nog na in een volledig overzicht.
  2. Daarnaast ontvangen wij graag het milieurapport van Cargill over 2023.
  3. Hoe verandert de geplande uitbreiding van Cargill hun lozing van afvalwater op het oppervlaktewater? Kan er worden toegelicht welke nieuwe stoffen door de uitbreiding van de bedrijfsvoering aan de lozingen worden toegevoegd en/of welke uit de bovengenoemde tabel in grotere hoeveelheden zullen worden geloosd?
  4. Welke milieuvergunning(en) heeft Cargill Gouda? Kunnen wij deze inzien?
  5. In het nieuws is er aandacht voor milieuvergunningen voor waterlozing die verouderd zijn en/of niet in overeenstemming zijn met Europese wet- en regelgeving. Hoe verhouden de milieuvergunningen van Cargill zich tot deze?



Indiendatum: 15 sep. 2024
Antwoorddatum: 15 okt. 2024

Voor de beantwoording op de procesvragen wordt eerst de formele rol van de betrokken partijen beschreven:

Provincie:

Bevoegd gezag voor het beoordelen van de aanvraag en al dan niet verlenen van de aangevraagde vergunning.

Beslist over het al dan niet overnemen van opgevraagd advies.

Als bevoegd gezag verleent de provincie de omgevingsvergunning, en daarmee dus zowel het milieudeel als het ruimtelijke- en bouwdeel. Aangezien het ruimtelijke- en bouwdeel grotendeels gebaseerd is op gemeentelijke regelgeving wordt de gemeente om advies gevraagd.

DCMR

Uitvoeringsorganisatie namens de provincie. De DCMR is verantwoordelijk voor de milieuvergunningverlening, het toezicht en handhaven bij alle risicovolle industriële bedrijven (Brzo) en alle grotere chemiebedrijven (RIE4) in Zuid-Holland. Cargill is een zgn. RIE4-bedrijf. Als er sprake is van een aanvraag die ook bouwen betreft neemt DCMR dit integraal mee zoals wettelijk verplicht (omgevingsvergunning). Voor de toetsing van het bouwdeel wordt advies gevraagd aan de betreffende omgevingsdienst die deze werkzaamheden voor de gemeente uitvoert.

ODMH

De ODMH heeft twee rollen in dit proces:

  1. Advisering op de aanvraag ten aanzien van inpassing van de uitbreiding; bestemmingsplan en milieu (inpassingstoets geluid) als uitvoeringsorganisatie van de gemeente
  2. Advisering op gebied van constructieve bouwzaken als ingehuurde expertise door de DCMR

In het kader van de eerste rol stelt de ODMH het advies op namens de gemeente in het kader van de vergunningprocedure. Dit advies is gebaseerd op geldende bestemmingsplannen, beleidsregels en geluidsmodellen.

Gemeente Gouda

Wordt om advies gevraagd gedurende het proces van vergunningverlening ten aanzien van de ruimtelijke inpassing. Dit deel van het proces loopt via de ODMH zoals hierboven beschreven.





1. Sinds wanneer is de gemeente al in gesprek met de provincie Zuid-Holland en Cargill over de mogelijke uitbreiding van de fabriek?

De gemeente is geen bevoegd gezag en daarmee is er, in het kader van het vergunningenproces, geen overleg geweest tussen de gemeente en Cargill over de voorgenomen uitbreiding.

2. Hoeveel deelnemers waren er aanwezig bij de informatieavond op 30 mei 2024, en wat waren de belangrijkste uitkomsten van deze avond?

De informatieavond is door Cargill georganiseerd voor de buurbewoners. De gemeente is hier niet bij betrokken.

Er zijn 4 reacties gekomen, die Cargill heeft beantwoord. Van deze 4 zijn er 2 mensen die nog vervolgvragen gesteld hebben, met name over wat de plannen voor gevolg hebben voor hun uitzicht, welk product Cargill gaat maken en wat daar de mogelijke risico’s van zijn voor de omgeving. Deze vragen heeft Cargill beantwoord.

3. Heeft de gemeente de ontwerpbeschikking van de uitbreiding onder de aandacht gebracht van de omwonenden in Gouda? Zo ja, wanneer en op welke manier is dat gedaan?

De ontwerp-beschikking is door de DCMR gepubliceerd. Om de inzage zo gemakkelijk mogelijk te maken hebben de stukken conform te doen gebruikelijk ook ter inzage gelegen in het Huis van de stad.

4. Hoe ver zit men nu in het proces van vergunningverlening? Welke vervolgstappen moeten er nog worden genomen?

Voor de uitbreiding met de FR3-installatie heeft DCMR, namens de provincie, een geïntegreerde vergunning verleend voor zowel het bouwen als een veranderingsvergunning milieu. (omgevingsvergunning)

Het ontwerpbesluit heeft tot en met 17 juli 2024 ter inzage gelegen en er zijn zienswijzen ingediend.

Een van de zienswijzen had betrekking op stedenbouwkundige inpassing. Omdat dit het beleid van de gemeente betreft heeft de DCMR aan Gouda gevraagd om op die betreffende zienswijze advies te geven.

Dit advies is overgenomen in de reactie op de zienswijzen in het besluit en heeft niet geleid tot aanpassing van het besluit de vergunning te verlenen en ook niet tot aanpassingen van de voorwaarden waaronder de vergunning is verleend.

Vervolgens heeft het besluit tot en met 17 september ter inzage gelegen. Het besluit treedt in werking nadat de termijn voor het indienen van een beroepschrift is verstreken. Deze termijn is op 17 september verstreken en daarmee is de vergunning in werking getreden.

Er loopt nog wel een beroep tegen het besluit. De gemeente heeft dit beroepschrift nog niet ontvangen. Wel is bekend dat het beroep betrekking heeft op de zichtlijnen.

Omdat de vergunning al van kracht is kan Cargill op eigen risico, in afwachting van beroep, beginnen met de bouw.

Alle documenten behorende bij deze vergunning zijn te vinden onder: https://loket.dcmr.nl/mozard/!suite92.scherm1007?mObj=8864207

5. Heeft de gemeente vanaf dit moment nog een rol in het verdere proces?

De vergunning is verleend en daarin heeft de gemeente geen rol meer. Wel zal de gemeente een rol hebben bij de beroepszaak aangezien die betrekking heeft op het bestemmingsplan.

6. Was het mogelijk voor het college om de vergunning voor de uitbreiding van Cargill niet goed te keuren? Op welke gronden had dit gekund?

Nee, het was voor het college niet mogelijk om de vergunning niet goed te keuren. De gemeente is niet het bevoegd gezag. Daarnaast was het ook voor de provincie niet mogelijk om de vergunning niet goed te keuren. De uitbreiding past binnen het bestemmingsplan, zoals vastgesteld door de gemeenteraad, en bovendien blijkt uit de toelichting op het bestemmingsplan dat de uitbreiding voorzien was.

Dat de uitbreiding binnen het bestemmingsplan past houdt ook in dat er daarmee geen aanleiding/mogelijkheid is geweest om als gemeente richting bevoegd gezag negatief te adviseren op de uitbreiding.

Op basis van artikel 3.3 uit het bestemmingsplan had de gemeente geen aanvullende eisen op kunnen nemen omdat de provincie bevoegd gezag is. In het advies van de gemeente aan de provincie (DCMR) had eventueel wel het advies kunnen worden gegeven om aanvullende eisen op te nemen zoals bedoeld in artikel 3.3. Zoals in de reactie op de zienswijzen is aangegeven heeft deze (stedenbouwkundige) toetsing plaatsgevonden en is geoordeeld dat de aangevraagde uitbreiding geen aanleiding geeft tot nadere eisen. (zie ook antwoord op vraag 8).

uit: toelichting Bestemmingsplan Schielands Hoge Zeedijk 6 oktober 2013 In het actuele 10 jaren plan is opgenomen:

verbeteringen in bestaande installaties om de effectiviteit te verbeteren of aanpassingen te doen aan de mogelijkheden om nieuwe producten te kunnen produceren;

aanpassingen aan de logistieke faciliteiten ter verbetering van o.a. de opslagcapaciteit;

uitbreidingen van bestaande capaciteit om aan de verwachte marktvraag te kunnen voldoen;

uitbreidingen met nieuwe installaties om aan de marktvraag van nieuwe producten te kunnen voldoen.

Deze doelstellingen zijn uitgewerkt in een strategisch toekomstbeeld met de volgende elementen, waarbij aangetekend wordt dat dit geen exact ruimtelijk eindbeeld schetst.

7. Het college had de mogelijkheid nadere eisen stellen aan de afmetingen en bebouwing. Heeft het college eisen gesteld met betrekking tot het gebruik van duurzame materialen en circulariteit?

Het college is geen bevoegd gezag en heeft geen mogelijkheden om eisen te stellen aan het gebruik van duurzame materialen en circulariteit. Opgemerkt wordt dat ook de provincie geen mogelijkheden heeft om het gebruik van duurzame materialen en circulariteit als eis op te nemen in de vergunning. Hiervoor is geen wet- en regelgeving beschikbaar.

8. Heeft het college andere eisen gesteld aan de afmetingen en bebouwing?

In vraag 7 wordt gesteld dat het college de mogelijkheid had nadere eisen te stellen aan de afmetingen en bebouwing om vervolgens in vraag 8 te vragen of deze nadere eisen ook zijn gesteld.

Artikel 3.3 van het bestemmingsplan geeft inderdaad de mogelijkheid om nadere eisen te stellen. Dit kan alleen in de aangegeven gevallen mits goed gemotiveerd. De uitbreidingsplannen zijn inhoudelijk getoetst en er is geen grond gevonden om nadere eisen op te stellen om de aangeven belangen te beschermen. De beeldkwaliteit van de plannen is getoetst. Zoals in de beantwoording op de zienswijzen is aangegeven is beoordeeld dat de architectuur van de bebouwing bescheiden is in expressie. De verticale geleding van gevels en de groene kleur van de gevelmaterialen dragen hieraan bij. Daarnaast heeft de bebouwing van de FR3-fabriek in horizontale zin geen lange doorgaande gevels maar juist relatief kleine gevelvlakken met losstaande tanks. Hierdoor kan je in principe nog "door het gebouw heen" kijken.

Verder wordt opgemerkt dat de tekst van artikel 3.3 vaker in bestemmingsplannen wordt opgenomen en is bedoeld als vangnet en niet gebruikt mag worden om basisbouwmogelijkheden te beperken. De hoogte van de bouwwerken voldoet aan de maximale toegestane bouwhoogte; dit kan niet verder beperkt worden.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving.
c. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampen bestrijding

9. Hoe verandert deze uitbreiding de verkeerssituatie op de Veerstal? Hoe past deze uitbreiding binnen het Verkeerscirculatieplan (VCP)? Is hier op voorhand rekening mee gehouden?

Door de uitbreiding neemt het zware verkeer toe. In de aanvraag is beschreven dat het gaat om maximaal 13 vrachtwagens per dag. Dit zijn 26 ritten op een gemiddelde hoeveelheid van 96 vrachtwagens per dag in het huidige verkeersbeeld (op basis van VCP-gegevens). Uit oogpunt van het Verkeerscirculatieplan is deze toename niet gewenst. Het Verkeerscirculatieplan is echter geen formeel toetsingskader voor het beoordelen van vergunningaanvragen.

10. Hebben de voorgenomen uitbreidingen effect op de flora en fauna in het gebied, zowel tijdens de bouwfase als tijdens de operationele fase van de fabriek? Graag ontvangen wij het onderliggend ecologisch onderzoek.

De ecologische effecten zijn beschreven in de aanvraag. Deze is in te zien via: https://loket.dcmr.nl/mozard/!suite92.scherm1007?mObj=8864207 In de aanvraag is o.a. het volgende opgenomen:

5.13.1 Flora en Fauna

Voor de realisatie van de FR3-installatie is een natuurtoets opgesteld. Deze is toegevoegd als bijlage M07. Uit dit onderzoek blijkt dat overtredingen van de verbodsbepalingen van de Wnb voor de meeste beschermde soorten op voorhand zijn uitgesloten. Alleen voor vleermuizen en broedvogels zijn voorzorgsmaatregelen noodzakelijk om overtredingen op de Wnb te voorkomen. Het aanvragen van een ontheffing in het kader van de Wnb is niet noodzakelijk.

De voorzorgsmaatregelen voor vleermuizen en broedvogels zijn opgenomen in de natuurtoets (Bijlage M07) en worden bij de aanlegfase gevolgd.

5.13.2 Gebiedsbescherming en stikstofdepositie

Uit de natuurtoets (Bijlage M07) blijkt dat significant negatieve effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden van omliggende NNN-gebieden op voorhand zijn uitgesloten. Er hoeven daarom geen extra maatregelen getroffen te worden met betrekking tot het NNN.

Bij de bouw van de FR3-fabriek en bij het gebruik van de FR3-fabriek komen wel stikstofoxiden vrij. Het effect van deze emissies op Natura 2000-gebieden is daarom onderzocht.

5.13.2.1 Bouwfase

Uit het stikstofdepositieonderzoek naar de gevolgen van optredende emissies door de bouwfase is opgenomen als bijlage bij de bouwaanvraag (CBI-NL14- CB-REP-770-8004). Uit dit onderzoek blijkt dat de stikstofdepositie ten gevolge van optredende emissies voor de bouwfase niet meer is dan 0,00 mol N/ha/jaar op de omliggende Natura 2000-gebieden. Dit betekent dat significant negatieve effecten op Natura 2000-gebieden als gevolg van de bouwfase (realisatie van de FR3 fabriek) bij Cargill uit te sluiten is. Het project is daarmee niet vergunningplichtig in het kader van de Wnb.

5.13.2.2 Gebruiksfase

Uit het stikstofdepositieonderzoek (Bijlage M04) blijkt dat de stikstofdepositie ten gevolge van optredende emissies niet meer is dan 0,00 mol N/ha/jaar op de omliggende Natura 2000-gebieden. Dit betekent dat significant negatieve effecten op Natura 2000-gebieden als gevolg van de activiteiten in de operationele fase van de nieuwe Cargill FR3-fabriek uit te sluiten zijn en het project daarmee niet vergunningplichtig is in het kader van de Wnb.

11. Wat is de verwachte toename in energieverbruik en CO2e uitstoot van Cargill nadat de uitbreiding van de fabriek in gebruik is genomen?

De gemeente heeft geen zicht op de toename in energieverbruik en CO2e uitstoot. In de aanvraag is het volgende aangegeven:

“Naar verwachting zal het extra te installeren vermogen ongeveer 250 kW bedragen. Daarnaast wordt een deel van de vereiste elektriciteit opgewekt door zonnepanelen op het dak. Deze opwekking zal ongeveer 48 kW bedragen. Bij het ontwerp van de FR3-fabriek is energie-efficiëntie meegenomen. Zo wordt voor de verwarming gebruik gemaakt van restwarmte van elders in de fabriek. In bijlage M08 is verder ingegaan op het onderwerp energie-efficiëntie door te toetsen aan de BREF Energy Efficiency.” (pag. 29 aanvraag)

12. Is het college ervan op de hoogte dat de tabel met stoffen in het afvalwater niet volledig zichtbaar is? Beschikt het college en de verantwoordelijke omgevingsdienst over de volledige cijfers van de stoffen die in 2022 zijn geloosd in het oppervlaktewater? Wij ontvangen deze gegevens graag nog na in een volledig overzicht.

Het college is er niet van op de hoogte dat het overzicht niet volledig zichtbaar is. De lozingen betreffen lozingen op water dat in beheer is bij Rijkswaterstaat. Cargill rapporteert de gegevens aan het bevoegd gezag (provincie Zuid Holland); DCMR en Rijkswaterstaat. De rapportage is te vinden onder: https://data.emissieregistratie.nl/reports onder naam van Croda te Gouda.

13. Daarnaast ontvangen wij graag het milieurapport van Cargill over 2023.

Het overzicht van emissies en lozingen betreft 1990 – 2022 en de voorlopige totalen naar lucht voor 2023. De totalen naar water voor 2023 zijn nog niet beschikbaar. Deze rapportage wordt verzorgd door de Rijksoverheid. De gemeente kan die niet beschikbaar stellen.

14. Hoe verandert de geplande uitbreiding van Cargill hun lozing van afvalwater op het oppervlaktewater? Kan er worden toegelicht welke nieuwe stoffen door de uitbreiding van de bedrijfsvoering aan de lozingen worden toegevoegd en/of welke uit de bovengenoemde tabel in grotere hoeveelheden zullen worden geloosd?

Voor deze informatie verwijzen wij u naar de aanvraag. Hierin is het volgende beschreven:

15. Welke milieuvergunning(en) heeft Cargill Gouda? Kunnen wij deze inzien?

DCMR publiceert alle vergunningen; deze zijn in te zien via https://dcmr-oik.webgis.nl/vergunningen/5551121/ onder ‘beschikkingen’.

In de procedurele overwegingen van het besluit om de vergunning voor de FF3-installatie is een overzicht opgenomen van de huidige vergunningensituatie. Deze is voor de volledigheid overgenomen.

16. In het nieuws is er aandacht voor milieuvergunningen voor waterlozing die verouderd zijn en/of niet in overeenstemming zijn met Europese wet- en regelgeving. Hoe verhouden de milieuvergunningen van Cargill zich tot deze?

De vergunningen voor lozingen op het oppervlaktewater vallen onder de verantwoordelijkheid van Rijkswaterstaat. De lozingsvergunning van Cargill dateert van 2017.

Interessant voor jou

Vervolg technische vragen: ganzen Gloriantplantsoen

Lees verder

Art. 39-vragen: studieplekken en benutting Chocoladefabriek

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer