Artikel 38 vragen over gekapte bomen Tweede Moord­rechtse Tiendeweg.


Indiendatum: jan. 2016

Artikel 38 VRAGEN

Onderwerp: Gekapte bomen op perceel Tweede Moordrechtse Tiendeweg.

INLEIDING
In een uitspraak van de Raad van State is het college en de Bestuursrechter in het ongelijk gesteld inzake een kapbesluit voor het omzagen van 42 bomen aan de Tweede Moordrechtse Tiendeweg (in totaal zouden meer dan 100 bomen worden gekapt1). Het omzagen van deze bomen heeft indertijd op 4 maart 2014 plaatsgevonden, terwijl de bezwaarprocedure tegen de gemeente Gouda liep en de zitting hiertoe twee dagen later, namelijk op 6 maart, zou plaatsvinden. In de uitspraak van de Raad van State staat dat de rechtsgevolgen van het eerder genomen besluit wél in stand blijven ofwel, er is geen herplantingsplicht. Dit omdat de afwegingen met betrekking tot het algemeen belang en de waterveiligheid van de Oostpolder belangrijker waren dan de belangen van de eigenaar van de bomen. Terwijl de eigenaar in de tijd van de vergunningprocedure en de bezwaren die hij heeft gemaakt bij de gemeente en via de Bestuursrechter, een zeer goed onderbouwd plan van gerenommeerd en internationaal waterexpert Ir. van Duijl heeft gepresenteerd, waarbij de veiligheid zou zijn gegarandeerd en de bomen konden worden behouden. Ook zouden ringen kunnen worden geplaatst. Desondanks heeft het college deze plannen nooit in overweging genomen en bleef –ook- het college volharden dat de bomen omgezaagd moesten worden. De stronken van de bomen zouden daarbij blijven zitten, dat was bekend. De Bezwaarschriftencommissie Gouda heeft in zijn advies van 16 april 2014 het college onder meer geadviseerd het gemaakte bezwaar gericht tegen het besluit van 15 november 2013 gegrond te verklaren. Dit omdat uit de overwegingen van dat besluit niet bleek hoe het college de in de bomenverordening genoemde waarden heeft afgewogen tegen de belangen die met het verlenen van de vergunning zijn gediend. Het college heeft in het besluit van 13 mei 2014 dit advies overgenomen en heeft daarmee het gebrek erkend. Het college heeft evenwel nagelaten naar aanleiding van dat besluit alsnog een zodanige belangenafweging te maken. Het klinkt bijna als een scenario Barbertje moest hangen?

Dit alles leidt tot de volgende vragen van de Partij voor de Dieren aan het College:

1. Naar ons weten is de Raad nog niet geïnformeerd over de betreffende uitspraak van de RvS. Waarom is dit niet eind december 2015 aan de gehele raad kenbaar gemaakt? Wijzelf hebben het feit dat er uitspraak is gedaan, via de artikel 38 vragen van Groen Links moeten vernemen.

2. De uiteindelijke kap van de bomen heeft plaatsgevonden op 4 maart 2014. Uit bijgaand krantenartikel blijkt dat de wethouder op de dag zelf nog geprobeerd heeft het Hoogheemraadschap te bewegen te wachten met de kap, hangende de bezwaarprocedure die op 27 februari 2014 was gestart. Kunt u aangeven waarom het college pas op de dag van de kap zelf nog een poging heeft gedaan om het Hoogheemraadschap te bewegen te wachten met kappen? En heeft de wethouder hiermee niet in strijd met haar eigen besluit gehandeld en geeft zij zo bovendien feitelijk niet aan het dus bij het verkeerde eind te hebben gehad? En waarom niet of wel? Kon de Wethouder haar besluit niet intrekken en waarom niet?

3. In het vervolg hierop, de eigenaar van het perceel heeft vele malen, ook per brief, het college geïnformeerd over mogelijke alternatieven in plaats van de bomenkap en over de situatie. Ook was het college op de hoogte van de op 27 februari 2014 gestarte bezwaarprocedure, waarvan de zitting op 6 maart 2014 zou plaatsvinden Ofwel 2 dagen ná de kapdatum. Waarom is in de periode voorafgaande aan en na de vergunningverlening tot aan het moment van de daadwerkelijke kap door het college nooit actie ondernomen of een alternatief overwogen, als de wethouder op de dag van de kap zelf ‘wel iets doet’? Bent u het met de Partij voor de Dieren eens dat het krokodillentranen van het College en de verantwoordelijke portefeuillehouder waren? En dat er via de krant een onjuist beeld werd gecreëerd dat het college erg begaan was met de eigenaar en de bomen ‘en nog alles heeft gedaan de kap tegen te houden’, terwijl zij in de voorgaande maanden op geen enkel verzoek of argument van de eigenaar van het perceel is ingegaan? En het college zelf de vergunning had verleend, bovendien zonder de eigenaar vooraf te informeren?

4. Waarom heeft het College er niet voor gezorgd dat er alsnog een belangenafweging heeft plaatsgevonden, ingevolge de uitspraak van de Bezwaarcommissie?

5. In vervolg hierop: De vergunning is op 15 november 2013 door de ODMH verleend. Daarin is melding van de volgende stukken: toelichting op de nadere nut en noodzaak van het kappen van de bomen nr. 2013119498 ontvangen op 23 oktober 2013. Graag ontvangen wij deze stukken en vernemen wij van het college de namen, expertise en de organisatie waarvoor zij werkten van de experts die de het nut en noodzaak van het vellen van de bomen hebben beoordeeld. Waren dit onafhankelijke experts?

6. Hierop doorgaand: het ging bij het omzagen primair om de waterveiligheid in de Oostpolder. Kan het College rapporten overleggen van een onafhankelijk ingenieursbureau, waaruit blijkt dat er overstromingsgevaar was voor de Oostpolder met betrekking tot de percelen van de eigenaar?

7. Tevens ontvangen wij graag de boomtechnische inventarisatie d. d. 3 juli 2013 2013119569, 2013119520 en 2013119521.

8. Kan het college aangeven wanneer inspectie heeft plaatsgevonden van de aanwezige flora en fauna in de bomen, zowel in de periode in 2013 waarin de vergunning werd onderzocht en verleend, in de periode vanaf 15 november 2013 tot aan de dag dat de bomen werden omgezaagd, zijnde 4 maart 2014? Kunnen wij deze inspectie(s) ontvangen en kan het College op basis van deze informatie bevestigen dat de bomen op 4 maart 2014 konden worden gekapt zonder de Flora en Faunawet te overtreden?

9. Het Hoogheemraadschap Schieland en Krimpenerwaard beriep zich op het broedseizoen en konden daarom niet later beginnen met kappen. Bent u met de Partij voor de Dieren eens dat dit argument niet geldig was, omdat de kap van de bomen uiteindelijk in minder dan een dag werd gerealiseerd?

10. Overigens was het broedseizoen in 2014 vervroegd begonnen. Was er een ecoloog aanwezig op de dag van het omzagen?

11. Uit de uitspraak van de Raad van State is op te maken dat de rechtsgevolgen in stand zullen blijven. Hiermee heeft de RvS al aangegeven dat er geen verplichting is tot herplant of compensatie op het terrein. Hoe ziet het college de gezondheidseffecten voor de bewoners van het betreffende perceel nu de bomen weg zijn en geen fijnstof meer uit de lucht kunnen filteren, zeker gezien de verwachte toename van het verkeer op de naastgelegen N207 in verband met de bouw en het verkeer uit de woonwijken van Westergouwe? Daarnaast ondervinden de eigenaar en zijn gezin overlast van licht, geluid van de provinciale weg en zand dat vanuit Westergouwe waait.

12. Gaat het college de eigenaar op enigerwijze compenseren op basis van het gestelde in vaag 11, inclusief de geleden emotionele en financiële schade bij de eigenaar en zijn gezin? De Partij voor de Dieren geeft u in overweging dat een goede compensatie zou zijn om samen met de eigenaar in gesprek te gaan over de alternatieve plannen die de eigenaar heeft gepresenteerd. Op basis van deze plannen kan namelijk ervoor worden gezorgd dat het algemeen belang wordt gediend, er bomen kunnen worden herplant én deze alternatieve plannen in soortgelijke situaties kunnen worden ingezet waarmee onnodige kap wordt voorkomen.

13. De situatie voor geheel Gouda is momenteel dat afgifte van een kapvergunning impliceert dat er gekapt mag worden ongeacht of er nog een bezwaar- of beroepsprocedure loopt. Wil het college toezeggen dat er voortaan geen kap meer mag plaatsvinden totdat alle eventuele beroeps- en bezwaarprocedures zijn doorlopen zodat we in de toekomst niet meer met dergelijke situaties als de huidige zullen worden geconfronteerd? Dit scheelt bezwaarmakers en het college bovendien een gang naar de rechter voor een voorlopige voorziening of zelfs naar de Raad van State.

14. Is het College, net als de Partij voor de Dieren, verbaasd dat de bomen omgezaagd zijn in plaats van gerooid? Kan het college toelichten waarom het feit dat de stronken zijn blijven zitten blijkbaar veiliger is dan met levende bomen, die bovendien al meer dan 100 jaar op het perceel staan?

15. Zal het College bij kapaanvragen van andere overheden er voortaan zorg voor dragen, dat de meegeleverde informatie kritisch en vooral onafhankelijk wordt beoordeeld?

16. Is het college net als de Partij voor de Dieren van mening dat als bomen eenmaal zijn gekapt, ook herplant niet in vergelijk staat met de geleden schade, het verlies aan CO2 en fijnstof-reductie en het feit dat bomen levende wezens zijn met een eigen integriteit?

17. Deelt het college de visie dat de gekapte bomen zeer beeldbepalend waren en zouden zijn voor de Oostpolder? De expositie “Ontwerpen voor de Oostpolder”, die in het Huis van de Stad te zien zal zijn, wordt in sommige gevallen aangeprezen met een foto van juist deze bomen die gekapt zijn (zie het bijgevoegde artikel uit “De Groene Flits”)

Corina Kerkmans - Raadslid Partij voor de Dieren

Voor deze vragen in PDF met foto's klik hier

Bijlagen:

  1. Besluit op bezwaar
  2. Nut en noodzaak kappen
  3. Boomtechnische inventarisatie
    3a Bijlage 1 bij boomtechnische inventarisatie
    3b Bijlage 2 bij boomtechnische inventarisatie

Indiendatum: jan. 2016
Antwoorddatum: 15 mrt. 2016

De antwoorden van het College op deze vragen vindt u hier.

Interessant voor jou

Techinische vraag Fauna uittredeplaatsen (oerverranden)

Lees verder

Technische vraag kapvergunning i.v.m. fietssteiger

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer